Plaatsen
- Bilzen
- Haspengouw
- Limburg
- Sint-Truiden
- Wellen
Boomgaarden zijn een belangrijk element in het cultuurlandschap van grote delen van Vlaanderen, vooral in de Haspengouwse fruitstreek. Enkele decennia geleden kwam een grote verschuiving op gang van hoogstamboomgaard naar laagstamplantage, een evolutie die zich tot op heden verder zet. In 1984, 1985, en 1986 werd een uitgebreide territoriumkartering uitgevoerd in 15, 98 ha hoogstamboomgaard en 13,71 ha laagstamplantage in de streek van Sint-Truiden, Wellen en Bilzen. In vergelijking met hun voorkomen als broedvogel in Limburg bevatten de boomgaarden vooral algemene tot zeer algemene vogels van parkbossen. De meest typische soort is de Grauwe Vliegenvanger. Relatief talrijk zijn nog de Kramsvogel, Kleine Bonte Specht, Steenuil, Grote Bonte Specht, Boomkruiper, Geelgors, Grote Lijster, Ringmus en Vink. Meerdere soorten hebben een sterke voorkeur voor hoogstammen (Ringmus, Koolmees, Spreeuw, Grauwe Vliegenvanger, Pimpelmees en Houtduif), enkele voor laagstam (Geelgors, Europese Tortel en Kneu). Zowel in soortenrijkdom als in totale territoriumdensiteit scoort de hoogstam beter dan de laagstam. In de gemengde hoogstamboomgaard verschillen de vruchtboomsoorten in hun nestbezettingsgraad. De holenbroeders verkiezen appelbomen, de andere pruimebomen. Er bestaat zelfs een verschil in nestbezettingsgraad tussen de verschillende variëteiten van pruim met een sterk verschillende boomvorm. In de laagstam zijn oudere plantages rijker dan jongere. Niettegenstaande het extreem monotone karakter van het laagstambiotoop zijn de broedvogels er duidelijk nog selectief in hun boomkeuze binnen het perceel en in hun nestplaatskeuze in de boom. Zowel de vervanging van hoogstam door laagstam, als de nieuwe trend in de fruitteelt, met name het telen op steeds jongere boompjes, betekenen een verarming van de avifauna van de streek.