De provincie Limburg gebruikt cookies om jouw surfervaring op deze website gemakkelijker te maken.

Strikt noodzakelijke cookies
Deze cookies zijn strikt noodzakelijk om in de site te navigeren, of om te voorzien in door jou aangevraagde faciliteiten.
Functionaliteitscookies
Deze cookies verbeteren van de functionaliteit van de website door het opslaan van jouw voorkeuren.
Prestatiecookies
Deze cookies helpen om de prestaties van de website te verbeteren, waardoor een betere gebruikerservaring ontstaat.
Online surfgedrag gebaseerde reclame cookies
Deze cookies worden gebruikt om op de gebruiker op maat gemaakte reclame en andere informatie te tonen.

Opmaak van een beheerplan en natuurrichtplan voor de taluds van het Albertkanaal tussen Kanne en Bilzen

Hendrickx Pieter, Indeherberg Mischa, Janssen Marc, Keulen Sef, Lambrechts Jorg, Raemakers Ivo, Stassen Eugene en Verheijen Werner
AEOLUS

in opdracht van AMINAL, afdeling natuur Limburg

185 p. + bijlagen
Geschreven in 2003
Gepubliceerd in 2003

Mischa Indeherberg, Jorg Lambrechts & Pieter Hendrickx met medewerking van W. Verheijen, W. Andriessen, E. Stassen, M. Janssen, I. Raemakers & S. Keulen/

Aeolus in opdracht van AMINAL, afdeling Natuur Limburg

Taxandria Center

Gouverneur Roppesingel 25

B-3500 Hasselt

185p. + Bijlagen

 

Het studiegebied voor dit onderzoek situeert zich in Zuid-oost-Limburg. Het gaat om de bermen van het Albertkanaal tussen de brug van Eigenbilzen in het noorden en de brug van Kanne - aan het reservaat De Tiendeberg - in het zuiden. Slechts de helft van de bermen was het onderwerp van de studie, meer bepaald 142 ha die zijn afgebakend als Europees Habitatrichtlijngebied.

Als basis voor het beheerplan vond een zeer uitgebreid onderzoek plaats van bodem, vegetatie en fauna. De vegetatie werd vlakdekend gekarteerd. Het belangrijkste vegetatietype naar oppervlakte was het Glanshaververbond (Arrhenatherion). Opmerkelijk waren de vele vertegenwoordigers van de familie van de Vlinderbloemigen (Fabaceae) en de aanwezigheid van heel wat ruderale soorten, beide een indicatie voor het pionierkarakter van deze graslanden. Ook goed vertegenwoordigd is het Marjoleinverbond (Trifolion medii), waarvan interessante soorten als Gewone agrimonie, Donderkruid, boslathyrus, Wilde marjolein, Borstelkrans en Ruige anjer voorkomen.

Belangrijk is dat op twee plaatsen graslanden zijn gevonden die neigen naar kalkgrasland (Mesobromion), met soorten als Grote centaurie, Kleine pimpernel, Wondklaver en Gevinde kortsteel. Op één plaats (met veel kwel) wijst de soortensamenstelling naar hoge potenties voor een bijzonder graslandtype dat het midden houdt tussen Blauwgrasland en nat heischraal grasland (met Tandjesgras, Tormentil, Blauwe knoop, Pijpenstrootje, Biezenknoppen, Wilde Bertram). Ten slotte staat op de steile rotswand in Kanne nog een vegetatie van de Klasse der pioniergraslanden op steengruis (Sedo-Scleranthetea), met Wit vetkruid, Plat beemdgras, Scherpe fijnstraal en Kleine steentijm.

Buiten de genoemde soorten is nog een flink aantal plantensoorten gevonden die zeldzaam zijn in Vlaanderen: Akkerklokje, Knikkende distel, Geelgroene en Bleke zegge, Paardebloemstreepzaad, Gevlekte orchis, Dicht havikskruid, Heksenmelk, Platte rus, Gevlekte dovenetel, Graslandthyrus, Aardaker, Ruige en Kleine leeuwentand, Geelhartje, Rode ogentroost, Kattedoorn, Gulden sleutelbloem, Kleine en Grote ratelaar, Borstelbies, Knolsteenbreek, Blaassilene, Grote tijm en Eekhoorngras.

Vermeldenswaard is het voorkomen van een aantal uitheemse soorten zoals Bergcentaurie, Ruige lathyrus en Gele wikke. Vooral Zachte wikke, Madelieffijnstraal en Hongaars havikskruid zijn van belang omdat ze (plaatselijk) zeer abundant voorkomen.

De bermen van het Albertkanaal zijn vooral van uitzonderlijk belang voor dagvlinders. Vier soorten hebben (bijna) enkel hier in Vlaanderen populaties! Het gaat om Bruin dikkopje, Boswitje, Klaverblauwtje en Dwergblauwtje, ook het 'klavertje vier', omdat ze alle vier klaverachtigen als waardplant hebben. Voor sprinkhanen zijn de bermen momenteel niet erg interessant. Het Kalkdoorntje (twee plaatsen) en de Kustprinkhaan (één plaats) zijn de enige Rode Lijstsoorten die momenteel populaties in het studiegebied hebben. Van de Heidesabelsprinkhaan is een langvleugelig exemplaar waargenomen, wat een zeer zeldzaam verschijnsel is (drie exemplaren in Nederland en één in België tot nu toe).

Het onderzoek naar loopkevers leverde 81 soorten op, waavan 19 Rode Lijstsoorten. De zeldzaamste soorten zijn Amara nitida en Harpalus modestus, twee soorten van kalkrijke stenige hellingen. Opvallend waren de heel hoge aantal Ophonus puncticeps, op diverse plaatsen. Deze kever is te vinden in vruchten van schermbloemen, vooral Wilde peen. Naar beheer toe was de voornaamste vaststelling dat de meeste (dertien) Rode Lijstloopkevers sterk gebonden zijn aan droge, voedselarme, schraal begroeide plaatsen. Pioniersituaties moeten dus aanwezig blijven (via beheer).

Van de 130 waargenomen spinnensoorten zijn er 33  soorten min of meer bedreigd in Vlaanderen (dus opgenomen in de Rode Lijst). Een spingspinnetje, de Zwartlijfzwartkop (Talavera aperta), was enkel nog maar in een steengroeve in Namen gevonden en op enkele plaatsen in Midden-Europa. Andere zeldzaamheden zijn het Withandje (Aulonia albimana), de Heidekrabspin (Xysticus acerbus), het Bodemkaardertje (Argenna subnigra) en de Mierendief (Callilepis nocturna). Belangrijk is dat de spinnenfauna hetzelfde signaal geeft naar de beheerder als de loopkevers. Structuurrijke vegetaties op voedselvaste bodem, mét aanwezigheid van onbegroeide plekjes, leveren steevast de meest bijzondere soorten op. Zowel onbegroeid los zand als kale grindbodem of krijtbodem resulteerde in een aantal zeer specifieke (warmteminnende) soorten!

De derde diergroep die met bodemvallen is onderzocht, zijn de mieren. Niet minder dan twintig soorten zijn op naam gebracht, waarvan er vier in de voorlopige Rode Lijst zijn opgenomen: Zwartrugbosmier (Formica pratensis), Rode baardmier (Formica rufibarbis) en Kokermier (Myrmica schencki) zijn kwetsbaar en de Staafmier (Ponera coarctata) is sterk bedreigd.

Onderzoek naar de slakkenfauna leverde zeven soorten op die genoteerd staan op de Nederlandse Rode Lijst, met de Heideslak (Helicella itala), Kleine blindslak (Aegopinella pura) en Kleine clausilia (Clausilia rugosa parvula) als meest bijzondere.

Op zes plaatsen is er herhaaldelijk naar bijen gezocht, wat maar liefst 95 soorten opleverde. De taluds van het Albertkanaal blijken van zeer groot belang voor deze groep. De nabijheid van de voor bijen heel waardevolle Sint-Pietersberg is voor kolonisatie ongetwijfeld van belang geweest. 29 Bijzondere soorten worden in extenso besproken. Daarnaast is er ook een Graafwesp gevonden die nog niet van België bekend was (Passaloecus pictus).

Er is uiteraard ook naar gewervelden gekeken. Een broedvogelkartering bracht aan het licht dat vijf interessante (Rode Lijst) vogels in opmerkelijke aantallen voorkomen: Patrijs (3 territoria), Tortel (11), Graspieper (13), Roodborsttapuit (13) en Geelgors (38 territoria!).  Voor Roodborsttapuit en Geelgors zijn verspreide (doorn)struwelen van groot belang. De hoop lijkt gewettigd dat we hier ooit de Grauwe Klauwier kunnen verwelkomen...

Speciale aandacht is naar reptielen uitgegaan. De levendbarende hagedis komt over de hele lengte van de taluds voor. Deze vormen niet enkel een belangrijk leefgebied, maar ook één continue, quasi ononderbroken corridor. Erg belangrijk, aangezien het aanpalende gebied intensief akkergebied is. Op deze manier kan ook de kleine populatie Gladde slang van De Tiendeberg verbonden worden met de populaties op het Kempens plateau. De Hazelworm ten slotte is eenmaal gevonden op een open plek in een beboste berm te Kanne. Na de ruim 200 bladzijden beschrijving van bodem, vegetatie en fauna wordt deze informatie gebruikt om streefbeelden op te stellen. Vervolgens wordt uitgebreid aandacht besteed aan het beheer dat vereist is om de streefbeelden te verwezenlijken. Hierbij wordt per deelgebied nagegaan wat de te verwachten evolutie is bij maaibeheer versus begrazing. De mogelijkheden die uitgaan van schapenbegrazing met een rondtrekkende kudde ('de heerdgang') worden uitgebreid belicht. Hierover is veel relevante literatuur uit Nederlands Zuid-Limburg beschikbaar. Een belangrijk huidig knelpunt zijn de vele aanplanten met exoten, waarbij Robinia de meeste problemen stelt. (Jorg Lambrechts)

Plaatsen

  • Albertkanaal
  • België
  • Bilzen
  • Eigenbilzen
  • Kanne
  • Tiendeberg
  • Vlaanderen
  • Zuid-Limburg