De provincie Limburg gebruikt cookies om jouw surfervaring op deze website gemakkelijker te maken.

Strikt noodzakelijke cookies
Deze cookies zijn strikt noodzakelijk om in de site te navigeren, of om te voorzien in door jou aangevraagde faciliteiten.
Functionaliteitscookies
Deze cookies verbeteren van de functionaliteit van de website door het opslaan van jouw voorkeuren.
Prestatiecookies
Deze cookies helpen om de prestaties van de website te verbeteren, waardoor een betere gebruikerservaring ontstaat.
Online surfgedrag gebaseerde reclame cookies
Deze cookies worden gebruikt om op de gebruiker op maat gemaakte reclame en andere informatie te tonen.

Onderzoek naar de opbouw van een duurzame populatie Nachtzwaluw (Caprimulgus europaeus) in de provincie Limburg

Gabriëls Jan, Indeherberg Mischa en Van de Genachte Gert
AEOLUS
98 p. + bijlage
Geschreven in 2002
Gepubliceerd in 2002

Mischa Indeherberg, Jan Gabriëls, Gert van de Genachte

Aeolus in opdracht van AMINAL, afdeling Natuur, Limburg

Taxandria Center

Gouverneur Roppesingel 25

B-3500 Hasselt

98 p.+ Bijlage

Een wezenlijk onderdeel van de studie was het in beeld brengen van actuele verspreiding van de nachtzwaluw in Limburg. Heel wat vrijwilligers hebben in 2001 tijdens de avondschemering (het beste tijdstip bleek tussen 22.00 uur en 23.00 uur te zijn) routes gelopen op zoek naar snorrende mannetjes. Deze inventarisaties leverden minstens 440 paartjes op. Aangezien niet eens alle potentieel geschikte locaties konden worden bezocht, werd gesteld dat 500 broedparen eerder een realistische dan een optimistische schatting is. Opmerkelijk is dat inventarisaties in het verleden veel kleinere aantallen opleverden voor Limburg.  Zowel begin jaren tachtig als begin jaren negentig werden schattingen rond 200 broedparen opgegeven (Gabriëls, 1985; Gabriëls et al., 1994). Tot een echte toename van nachtzwaluwen in Limburg werd echter niet geconcludeerd, omdat de kartering nu grondiger werd uitgevoerd dan ooit tevoren. Enkele van de belangrijkere populaties van Nachtzwaluwen zijn: het militaire domein Leopoldsburg - Hechtel (34 broedparen), de omgeving van het militaire domein Lange Heuvelheide en het Pijnven (79 broedparen), de Mechelse Heide, het Mechels Bos en de nabije zandgroeves (45 broedparen), de vallei van de Ziepbeek, de Neerharenheide, de groeve van Opgrimbie en omgeving Kikbeekbron (56 broedparen), de terrils van Zwartberg en Waterschei, de Klaverberg en het Heiderbos (34 broedparen) en het schietterrein van de luchtmacht te Meeuwen (74 broedparen).

De verspreiding van de soort valt geografisch sterk samen met het Kempens plateau en zijn zandgronden. Dit gegeven was gekend en reflecteert de voorkeur van de soort voor habitats op goed gedraineerde bodems. Met het oog op een goede soortbescherming was echter nood aan een nauwkeurige, kwantitatieve beschrijving van de habitat van de Nachtzwaluw. Hiertoe is de omgeving van gekende zangposten van Nachtzwaluwen nauwkeurig beschreven en dit voornamelijk op het vlak van het relatieve aandeel van de aanwezige ecotopen of vegetatietypes. Een vergelijking werd gemaakt tussen twee ogenschijnlijk sterk verschillende Nachtzwaluwbiotopen, namelijk enerzijds in een naaldbos doorsneden met brandgangen (in dit geval Pijnven) en anderzijds in een structuurrijke heide (in dit geval het schietterrein Meeuwen). Voor de 'bosbiotoop' bleek duidelijk de voorkeur voor de omgeving van brandgangen, gekenmerkt door open en droog (stuif)zand, dat zo'n 5 tot 15% van het territorium in beslag neemt. Territoria liggen hier duidelijk dichter bij elkaar naarmate de brandgangen meer door stuifzanden worden gekenmerkt (lineair verband). Ook in structuurrijke heides vormen stuifzanden een wezenlijk onderdeel van de territoria. Ook korte vegetaties (korstmossen, lage Struikheide) kunnen het gewenste opwarmende karakter van de bodem voor de Nachtzwaluw garanderen, zodat een iets lager aandeel stuifzanden (rond de 5%) in het territorium doorgaans volstaat. Dit deel van het onderzoek heeft geleid tot het concreet formulieren van aanbevelingen voo rhet nemen van beheermaatregelen ten voordele van de Nachtzwaluw.

Het laatste onderdeel van de studie betrof een zogenaamde 'landschapsecologische' analyse. In een eerste fase werd hiervoor op basis van de kennis van de habitat van de Nachtzwaluw een kaart gemaakt om het voorkomen van de Nachtzwaluw in Limburg te voorspellen. De opgemaakte verspreidingskaart van de soort kon worden vergeleken met het model. De voorspellingskaart liet, met behulp van gekende verplaatsingsafstanden van de Nachtzwaluw in het zomerverblijf, toe om actuele en potentiële populaties af te bakenen in Limburg. Op die manier werd duidelijk dat we in Limburg in feite kunnen spreken van twee kernpopulaties (meer dan 20 broedparen) met daarnaast een 10-tal kleinere (potentiële) populaties. Populatie 'Bos- en heidegordel West-Limburg'  herbergt minimaal 312 broedparen. Ten slotte werd berekend dat in Limburg nog zo'n 35 km² bijkomende habitat zou kunnen worden gecreëerd indien duinruggen, nu gelegen in dichte naaldbossen, zouden worden vrijgemaakt. Dit zou nog honderden tot zelfs 1 000 bijkomende paartjes kunnen overleveren! (Mischa Indeherberg)

Plaatsen

  • Limburg