Plaatsen
- Fonteintje
- Hageven
- Houthalen
- Kempen
- Lanaken
- Limburg
- Mathiashoeve
- Neerharenheide
- Neerpelt
- Slangebeekbron
- Tenhaagdoornheide
- Teut
- Vallei van de Ziepbeek
- Zonhoven
Dirk Maes, Hans Van Dyck, Wouter Vanreusel & Joeri Cortens
Insittuut Natuurbehoud
Kliniekstraat 25
B-1070 Brussel
Natuur.focus. 2(1): 18-22
Er werd een vergelijkend onderzoek uitgevoerd in 23 Kempense natte heideterreinen waarvan 11 in Limburg: Fonteintje, Mathiashoeve, Panoramaduinen (Beringen), Maten (Genk), Sonnisheide Tenhaagdoornheide (Houthalen), Neerharenheide, Vallei van de Ziepbeek (Lanaken), Hageven (Neerpelt), Slangebeekbron en Teut (Zonhoven).
De relatie tussen de mierenfauna en de mate van vergrassing werd geƫvalueerd. Grotere terreinen blijken verhoudingswijze meer nesten te bevatten, maar daarom niet meer soorten. Mieren gebruiken pijpenstrootjespollen als nestgelegenheid maar een sterke vergrassing zorgt voor een ander microklimaat. Het ideaal voor de mieren zou rond de 40% vergraste oppervlakte bedragen.
In het totaal werden 28 soorten gevonden op de natte heide, wat 53% is van alle inheemse mierensoorten. Van de Veenmier, Heidedraaigatje en de Sabelmieren werden belangrijke nieuwe vindplaatsen vastgesteld. (LC)